Het jubeljaar van Erwin Olaf
Dit interview werd gepubliceerd in Focus Magazine, januari 2009. 2008 was een gelukkig jaar in de carrière van Erwin Olaf (1959-2023) want zowel voor zijn werk in opdracht als zijn vrije werk kreeg hij uitgebreid erkenning. Voor zijn reclame-oeuvre ontving hij de hoogste Amerikaanse onderscheiding op dat gebied: de Lucy-Award en op een Londense veiling werd een van zijn foto's verkocht voor het recordbedrag van 22.000 pond. Zelfs in Nederlandse kunstkringen kreeg hij erkenning want in Fotomuseum Den Haag hangt al meer dan drie maanden een monumentale expositie met zijn laatste vier vrije series. De eerste boeken van Erwin Olaf werden ooit uitgegeven bij Focus en daarom werd als kroon op het 95-jarig jubileum om een portfolio van zijn hand in het jubileumnummer geplaatst. Erwin Olaf stelde een van zijn laatste, nog ongepubliceerde series in opdracht ter beschikking.
"Na dit succesvolle jaar zit ik nu enorm te dippen", zegt Erwin Olaf, maar gelukkig lacht hij erbij. "Het was zowel creatief als qua erkenning een fantastisch jaar en het mooiste vond ik dat ik de hemel werd in geprezen door het hoofd van de New York Times-fotoredactie, Kathy Ryan. Op de uitreiking hield zij een schitterende toespraak die ik graag op mijn bil wil laten tatoeëren of in spiegelbeeld op mijn voorhoofd, zodat ik hem elke morgen kan lezen. Na die toespraak stond ik met mijn mond vol tanden en mijn manager zei verbaasd: dit is de eerste keer dat ik jou sprakeloos zie."
Stroomversnelling
Het internationale succes van Erwin Olaf is sinds 2007 in een stroomversnelling geraakt en daar heeft hij een goede verklaring voor. "Volgens mij heb ik een angelsaksische snaar geraakt met het vierluik Rain, Hope, Grief & Fall. Na de series Hope en Grief zag ik de belangstelling uit Engeland en Amerika toenemen. De Caldic-collectie kocht ze aan en ik werd uitgenodigd om in het Getty Museum in Los Angeles mijn portfolio te komen laten zien. Daar kreeg ik een rondleiding achter de schermen, waar ik overigens de meest schitterende verborgen fotoschatten heb mogen aanschouwen. De curator die me rondleidde en mijn portfolio bekeek, zei dat die laatste series pas zijn belangstelling hadden gewekt. Mijn eerdere werk was te provocerend en van een serie als Royal Blood (waar onder andere een vrouw die lijkt op Prinses Diana is afgebeeld met een Mercedes-ster in haar bebloede bovenarm, R.T.) zei de curator bijvoorbeeld: 'Dit noemen wij hier ‘Eurotrash'. Ik denk dat de subtiele erotische verwijzingen die ik de laatste tijd in mijn werk toepas meer aanslaan in een land als Amerika dan wanneer je het met humor dik erbovenop legt. Subtiliteit en versluiering slaan daar meer aan. Bovendien durf ik pas de laatste tijd in mijn werk mijn persoonlijke emoties te verbeelden. Dat is begonnen bij mijn reeks Separation die ik fotografeerde voor het Groninger Museum in 2002/2003. Ik wilde exclusief voor die tentoonstelling iets maken en deze serie kwam er in een soort roes uit. Pas toen hij af was, realiseerde ik me dat hij ging over het gevoel van eenzaamheid dat ik in mijn kindertijd heb gekend. Op die voet ben ik voortgegaan in het vierluik en ik denk dat deze emotionele aanpak, het dichter bij mezelf blijven, ook aan de toename van het succes heeft bijgedragen."
Reclame
Het werk dat Erwin Olaf in opdracht maakt, heeft altijd zijn vrije werk beïnvloed en het komt ook daardoor dat hij nu subtieler te werk gaat dan vroeger. "Ik heb jarenlang gewerkt voor bladen als Nieuwe Revu en voor affiches van theatergezelschappen. Het ongeschreven uitgangspunt was daarbij altijd dat je foto's moest maken die meteen de aandacht trokken, echte 'stoppers'. In dat soort driehoeksbordenfotografie werkt het goed als je iets shockerends neerzet. Dan maak je haantje-de-voorste-foto's die opvallen, maar daar raakte ik op een gegeven moment op uitgekeken. Vooral toen iedereen het begon te doen. De laatste jaren heb ik naast mijn werk in Nederland ook gefotografeerd voor Amerikaanse reclamebureaus en daar kun je niet met al te provocerende taferelen aankomen. Doordat ik in opdracht gelaagder en subtieler te werk ben gegaan, is deze aanpak ook in mijn vrije werk doorgesijpeld."
Structuur
In de afgelopen jaren is Erwin Olaf steeds preciezer gaan fotograferen. Is dat ook een gevolg van het werken voor Amerikaanse reclamebureaus? "Ik denk het wel, want voor internationale campagnes wordt vooral in technische zin veel meer van je gevraagd. Ze werken met meer structuur en preciezer dan bijvoorbeeld Nederlandse opdrachtgevers. Je techniek moet perfect zijn en ook in je lichtvoering mag je geen steekje laten vallen. Bij de reclamefoto's werk je heel gericht en precies van een tekening die door de art director wordt aangeleverd. De klant heeft dat concept gekocht en verwacht dat je het precies zo uitvoert als het gebriefd is. Daar heb ik grappige dingen bij meegemaakt. Ik moest een keer een campagne fotograferen en we hadden besloten dat we ton-sur-ton gingen werken zoals ik in de serie Royal Blood ook had gedaan: een wit object fotograferen op een witte tafel tegen een witte achtergrond. Om dat aan de klant duidelijk te maken, moesten we van tevoren een tekening met dat idee laten zien. Je kunt niet wit op wit schilderen en daarom hadden we met lichtblauwe verf de contouren aangegeven van alle beeldonderdelen. De klant kon niet door die presentatie heen kijken en wilde uiteindelijk dat we in de foto's ook blauw gingen toepassen."
Schilderkunst
De twee series die hier getoond worden zijn in opdracht tot stand gekomen. Erwin Olaf maakte voor de Zwitserse bank BSI een kalender waarvoor hij zijn foto's baseerde op bekende schilderijen. Voor de andere serie werd hij gevraagd door een kunstinstelling in de Spaanse stad Gijon om hun gebouw te fotograferen. Hij besloot om zich daarvoor te baseren op bekende meesterwerken uit de Spaanse schilderkunst van bijvoorbeeld Velazquez, El Greco en Juan Carreño de Miranda. "Het gebouw heet Laboral Escana en het is een megalomaan complex uit de Franco-tijd dat destijds in gebruik was als internaat. het is tegenwoordig mooie vergane glorie en er is een acteursopleiding in gehuisvest. Met de studenten van die opleiding als model en het interieur van het gebouw als achtergrond heb ik de schilderijen van de Spaanse meesters geïnterpreteerd. Het is niet mogelijk om die schilderijen precies na te maken, want de modellen zijn anders dan die van de schilder en ook de achtergronden verschillen. Bovendien wil ik met de modellen spontaan zijn en improviseren anders wordt het een dooie boel."
Huiswerk
Het idee om schilderkunst te benaderen is door Erwin Olaf eerder verkend tijdens een project voor het Nederlandse modemerk People of the Labyrints. "Twee jaar geleden heb ik modellen met hun couture gefotografeerd in de stijl van de oude Hollandse meesterschilders. Het leren fotograferen als die schilders was voor mij een soort huiswerk. Hun licht komt overwegend uit één richting en om dat te bereiken gebruikte ik één oude flitsparaplu. Ik heb hem al sinds 1983 en doordat hij nu een beetje versleten is, reflecteert hij op een prachtige manier het licht, die precies past bij de schilderachtige manier van werken. Door deze werkwijze kom je tot de essentie van waar fotografie over gaat, bijvoorbeeld als je probeert te evenaren hoe een schilder door middel van lichtwerking een ideale stofuitdrukking krijgt."
Kleur
Zijn liefde voor schilderkunst heeft Erwin Olaf opgedaan omdat hij tien jaar lang zijn atelier deelde met een kunstschilder. "Ik heb altijd jaloers naar hem gekeken. Als hij bijvoorbeeld een vliegend lucifersdoosje wilde schilderen, dan deed hij dat gewoon. Als ik zoiets wilde fotograferen, moest ik een hele constructie maken met ijzerdraad. Ook was ik jaloers op de manier waarop schilders huidtinten kunnen weergeven. Lang ben ik zelfs in zwart-wit blijven fotograferen omdat huidtinten in de kleurenfotografie er altijd zo bekaaid vanaf komen. Sinds de komst van beeldbewerking kun je de huidtinten manipuleren die vergelijkbaar is met wat een schilder kan en daardoor ben ik destijds meer in kleur gaan fotograferen."
Zou hij liever schilder willen zijn als hij had kunnen schilderen? "Nee, absoluut niet, want schilderen is, net als schrijven, lijden in eenzaamheid. Daar ben ik te veel een sociale hoer voor. Ik hou ervan om samen met een groep mensen tot iets moois te komen. Ik wil mezelf niet vergelijken met meesterschilders, maar voel me wel verwant met iemand als Rembrandt. Dat was tenslotte een advertentieschilder."
Geluk
De laatste tijd wordt Erwin Olaf af en toe geconfronteerd met de keerzijde van zijn toenemende bekendheid. "Potentiële opdrachtgevers denken weleens dat ik het te druk heb en benaderen me daarom niet. Ook in het uitgaanscircuit zie ik het effect. Dan denkt iemand bijvoorbeeld dat ik niet met hem naar bed wil omdat ik te beroemd ben en kan ik die avond alleen naar huis. Soms kom je een vage kennis tegen op straat en die groet jou dan overdreven uitbundig of je ziet juist het tegenovergestelde: dat mensen knorrig tegen je doen zonder dat je weet waarom. Maar ik wil graag benadrukken dat ik heel tevreden ben en niets te klagen heb. Ik heb altijd het geluk aan mijn kont gehad en mensen gaven mij kansen. Choreograaf Hans van Maanen heeft me bijvoorbeeld enorm gesteund omdat ik zijn fotostudio en camera mocht gebruiken toen ik begon. In 1985 kwam ik mijn ex-stagebegeleider, de uitgever Guus Luijters, tegen. Die vroeg waar ik mee bezig was en toen ik zei dat ik fotografeerde, bood hij aan om een boek met me te maken. Dat werd mijn eerste boek Stadsgezichten. Ook Dirk van der Spek van Focus is altijd zeer behulpzaam geweest. Hij gaf les op de School voor Journalistiek en liet me kennis maken met de fotografie, waar ik meer aanleg voor had dan voor schrijvende journalistiek. Van de documentairefotografie was ik wel al snel genezen, want de werkelijkheid interesseert mij niet zo veel. Ik vind het leuker om in een fantasiewereld te leven en daar iets mee te doen. Later kwam ik Dirk weer tegen en hij liet me over fotografie schrijven voor Focus. Lees dat maar niet terug, want het is me toch een bagger. Toen hij mijn eerste fotowerk zag, bood hij zomaar aan om een boek met mijn foto’s uit te geven en later volgden er nog drie. Die boeken zijn heel belangrijk voor me geweest."
Andere tijden
Erwin Olaf wordt regelmatig gevraagd om lezingen te houden op kunstopleidingen en dan merkt hij hoe de tijden voor fotografen zijn veranderd. "Soms sta ik te praten voor een groep van driehonderd fotografiestudenten en dan vraag ik me af hoe die ooit allemaal aan de bak moeten komen. Toen ik begon waren er in Nederland vijfduizend fotografen en er was werk voor vijfhonderd. Tegenwoordig zijn er vijfenzeventigduizend studenten, maar er is nog steeds maar werk voor vijfhonderd. Mijn generatie heeft nog de kans gehad om zichzelf te ontwikkelen. Als ik mijn oude werk voor bijvoorbeeld het blad HP zie, dan vind ik daar niet zoveel aan, maar ik kreeg de kans om het te publiceren en ben daardoor vooruit gekomen. Tegenwoordig wordt fotografen die kans niet meer geboden. Je moet het meteen goed doen en kunt niet meer op je bek gaan. Daar komt bij dat men in de media ook steeds nieuwe gezichten wil zien en met nieuwe fotografen wil werken. 'Voor jou tien anderen' is helaas een veelgebruikt motto aan het worden. Ik heb geluk gehad dat ik me heb kunnen ontwikkelen toen de omstandigheden gemakkelijker waren."
www.erwinolaf.com
De expositie Rain, Hope, Grief & Fall is nog te zien tot en met 18 januari 2009 in het Fotomuseum Den Haag, Stadhouderslaan 43.