Mag niet vanwege de regels
Wat zijn er toch eigenlijk veel regeltjes die je moet kennen en gehoorzamen. Vanochtend ging ik naar het Rijksmuseum in Amsterdam om de tentoonstelling van fotojournalist Vincent Mentzel te bekijken en zijn boek te kopen dat officieel nog niet is verschenen en alleen in de museumwinkel verkrijgbaar is.
Parkeren bij het Rijksmuseum is heel duur, al kun je daar korting op krijgen als je een dagkaart koopt, die kost dan slechts 45 euro. Ik parkeerde mijn auto daarom op de P+R aan de Zuiderzeeweg. Daar kost het maar een euro per etmaal als je kunt bewijzen dat je met het openbaar vervoer hebt gereisd. Je scant daartoe eerst je parkeerticket, daarna je vervoerskaart en dan moet je met je pasje of telefoon dat luttele bedrag van een euro afrekenen, wat handig.
Op het tramstation was ik net te laat, de tram reed voor mijn ogen weg. Dat gaf mij mooi de tijd om het saldo op mijn OV-kaart te controleren. Er stond slechts 13,50 op. Wat goed dat de tram wegreed en wat fijn dat ik me niet hoefde te haasten bij het opladen. In alle rust zette ik twintig euro op de kaart. Het mooie nieuwe saldo van 33,50 gaf me een voldaan gevoel.
Nadat ik mijn mondkapje had gevonden en opgezet, stapte ik in de nieuwe tram 26 die inmiddels klaarstond. Bij station Rietbergenplein wilde een vrouw uitstappen, maar ze kwam er te laat achter dat ze bij de verkeerde deur stond: de middelste, bij het conducteurshokje waar mensen mogen instappen maar niet uitstappen. Er zat even geen conducteur die haar daarop kon wijzen. Ze drukte op het niet toegestane knopje en de deur ging niet open. De vrouw keek mij aan met paniekerige ogen boven haar mondkapje. “Die andere deur mevrouw”, zei ik en ze liep snel maar wankelend naar de juiste deur. Toen ze daar op het knopje drukte, ging die deur niet open. Langzaam zette de tram zich in beweging. De vrouw maakte een sprongetje en riep iets met overslaande stem. Ze rende naar de machinist en ging met hem in gesprek. De tram reed door.
Op het Centraal Station stapte ik uit en liep de metrotrap af. Ik zag gelukkig meteen waar metro 52 richting Zuid vertrok, wat is alles toch goed aangegeven. Op de Vijzelgracht stapte ik uit en omdat ik geen zin meer had om nog eens over te stappen, liep ik de laatste zevenhonderd meter naar het Rijksmuseum.
Bij de ingang stonden vier functionarissen waarvan er eentje mij in het Engels aansprak. Ik antwoordde hem in het Frans. “Can I see your QR-code and ID, sir?” “Mais bien sûr mon vieux”, zei ik. Mijn QR-code werd goed bevonden en nadat ik een minuutje in mijn tas had gerommeld, vond ik mijn ID-kaart die ik altijd verplicht bij me heb. De kaart en code correspondeerden en ik mocht door de draaideur.
Daar stonden twee nieuwe functionarissen van wie er een zei: “Your ticket, sir.” Hij scande het ticket en het tijdsslot dat ik die ochtend had geboekt kwam overeen met de tijd, maar ik mocht nog niet verder. Hij zei in het Nederlands: “Dan wil ik ook even uw Museumjaarkaart zien.” Ik haalde mijn schouders op. “I still have to buy one”, zei ik. In net Engels legde hij me uit waar ik dan moest zijn. “Danke schön”, zei ik beleefd en liep naar het aangewezen loket onder de marmeren trap. Hij was me blijven volgen en zag dat het goed was.
“Dag meneer, wat kan ik voor u doen”, zei de juffrouw achter het loket. “Ik had graag een museumkaart”, zei ik. “Ik kan u een nieuwe geven, maar hebt u misschien nog een oude?” Ik zei dat ik er nog een had, maar dat die verlopen was. “Hoe lang geleden?” “Een maand of elf, schat ik”, zei ik. “O, dan kunt u de oude nog verlengen. “Maar die heb ik niet bij me.” “O, laat dan maar, het maakt ook eigenlijk niets uit.”
Ze gaf me een nieuwe kaart nadat ik die had betaald. “Dit is een voorlopige kaart, meneer. U moet hem aanmelden en uw foto uploaden, dan krijgt u binnen vijf werkdagen een definitieve. Met deze voorlopige kunt u gedurende een week musea bezoeken, dus dit museum nu ook. Veel plezier! U moet uw tas wel even in de lockers leggen.”
De museumwinkel vond ik snel en ik kocht het boek waarvoor ik gekomen was en ook nog even een mondkapje met twee kunstig geschilderde kraanvogels erop. Ik was hier nu toch.
De tentoonstelling was bescheiden, maar leuk. Ik liep er drie kwartier rond, las alle bordjes en toen had ik zin in koffie.
“Hier wachten tot u geplaceerd wordt”, stond er op een bordje. Ik wachtte en algauw kwam er een keurig gekapte en gemondkapte jongeman aan die mij begeleidde naar een tafeltje in de vrijwel lege kantine. Er stond een bordje op met de tekst: “Deze tafel is schoongemaakt.”
Terwijl ik ging zitten, stak de jongen een verhaal af. “Op de tafel ziet u een QR-code. Die kunt u scannen en dan verschijnt het menu. Daaruit kunt u kiezen en iets bestellen. Als u er niet uitkomt, kunt u zicht tot mij wenden.” “O, oké, maar ik wil gewoon een kopje koffie.” Hij antwoordde niet en liep weer naar zijn controlepost.
Ik scande, koos uit het menu en betaalde met de bank van mijn keuze. Even later kwam er een andere jongen met een dienblad met een kopje koffie erop. Hij zette het voor me neer en ik bedankte hem.
Na het laatste slokje koffie haalde ik mijn jas en tas uit de locker, waar was die ook alweer en wat was het nummer ook alweer, o ja, het stond op de sleutel: 71. Ik ging ook nog even naar de wc en bij het handen wassen zag ik in de wastafel naast me een bordje: “Voor uw veiligheid is deze wasbak buiten gebruik.”
Ik liep naar de uitgang en wandelde rechts het museum uit, maar een functionaris hield me tegen en wees naar links: “Daar is de uitgang.”
Ik wandelde naar het Centraal Station. Dat ging gewoon en prima, zonder incidenten. Daar nam ik de tram terug naar het station bij de parkeerplaats, stopte mijn parkeerkaart in de parkeerautomaat, scande daarna mijn OV-kaart, betaalde het ene eurootje en liep naar mijn mijn auto. Ik reed weg, stak de parkeerkaart in de paal en de slagboom ging open, waarna ik de ring rond de stad op reed. Wat was de richting naar huis ook alweer?
Achter het stuur bedacht ik me dat het maandagochtend was, elf uur. Elf uur. De dag was nog niet eens half om en ik had al een tiental nieuwe regels geleerd en gehoorzaamd. Prachtig toch? Dat we met zo veel mensen samen kunnen leven en dat het allemaal goed gaat, zonder al te grote kleerscheuren? Knap dat we dat als mensheid allemaal zo soepel en naar ieders tevredenheid kunnen oplossen.
Terwijl ik dit overdacht nam ik even de afslag naar Durgerdam en reed daar in de bebouwde kom met een snelheid van zeventig kilometer per uur, ik geef het eerlijk toe, een klein stukje spook.